header Gjallar, Noormannen in de Lage Landen

   DEENSE WARLORDS

RAGNARR (RAGNAR)

Ragnarr duikt voor het eerst op in de bronnen als hij van Karel de Kale de cella Torhout in Vlaanderen ontvangt, mogelijk na het Verdrag van Verdun in 843. Van de weinige contemporaine vermeldingen van Ragnarr wijzen de meeste naar Saksen. Volgens de Annalen van Xanten vertrok Ragnarr na zijn plundertochten naar de in Saksen verblijvende Hrœrekr. In de Miracula S. Germani ontmoette hij een Saksische edelman en volgens de Vita Anskarii was hij welbekend in de Saksische abdij Corvey. De vermelding in de Annalen van Sint-Bertijns bevat een ongerijmdheid die doet vermoeden dat het daarin voorkomende bezoek aan de Deense koning Hárekr niet heeft plaatsgevonden. Als de Reginarius die later verschillende malen in de bronnen opduikt dezelfde is als Ragnarr, dan is het mogelijk dat deze Deen zich blijvend heeft weten te vestigen als vazal van de Westfrankische koning.


De legendarische Ragnarr Loðbrókk is een twaalfde eeuwse creatie, ontstaan door de combinatie van de historische vikingleider Ragnarr en de verder onbekende Deense koning Lodbrok (1). Deze combinatie komen we voor het eerst tegen in het Íslendingabók uit de vroege twaalfde eeuw. Lodbrok debuteert bij de elfde eeuwse schrijvers Willem van Jumièges en Adam van Bremen (2). De zonen van Lodbrok zijn volgens deze auteurs respectievelijk Björn Jarnsiða en Ívarr. De vele andere zonen, waarvan de namen voornamelijk aan Engelse en Ierse bronnen zijn ontleend, worden door vroeg twaalfde eeuwse auteurs toegevoegd. Vanaf die tijd groeit het aantal zonen van Ragnarr Loðbrókk, net als zijn heldendaden, uit tot onvoorstelbare hoogten. Hij ontwikkelt zich dan ook tot de beroemdste viking van de negende eeuw.
Van de historisch gedocumenteerde vikingleider Ragnarr zijn we minder goed op de hoogte, omdat van hem slechts enkele contemporaine vermeldingen zijn overgeleverd. Ragnarr (Raginarius) duikt voor het eerst op in de bronnen als hij van Karel de Kale de cella Torhout (Turholt) in Vlaanderen ontvangt, mogelijk na het Verdrag van Verdun in 843 (3). Doch het is eerder denkbaar dat Ragnarr al voor 843 in Torhout gestationeerd werd, want Karel had al sinds 840 de militaire suprematie in Vlaanderen. Het klooster Torhout wordt door Lodewijk de Vrome ten dienste van het zojuist gestichte bisdom Hamburg overgedragen om 'altijd ter beschikking te staan' (4). Uit Rimberts woorden valt op te maken dat Torhout de belangrijkste bron van inkomsten was van het bisdom. Het klooster moet de bisschop en de clerus voorzien van voedsel en andere noodzakelijke zaken. De overdracht aan Ragnarr van het koningsgoed Torhout lijkt geen willekeurige keuze te zijn. Het ligt even ten zuiden van het net opkomende Brugge, een waarschijnlijk Scandinavische handelsnederzetting (5). Brugge aan de Reie vormde een goede uitvalsbasis in het gebied van de Schelde, de rivier die de grens met het rijk van Lotharius vormde. De installatie van Ragnarr in Vlaanderen kan worden opgevat als Karels tegenzet ten opzichte van de aanwezigheid van Lotharius' getrouwe Haraldr junior in de Scheldemonding. Omdat deze laatste in 841 op Walcheren werd gestationeerd ligt het voor de hand dat we de komst van Ragnarr rond dit jaartal moeten zoeken. Na de overdracht aan Ragnarr verlaten alle kloosterlingen Torhout maar enige pupillen blijven achter en worden zeer ten ongenoege van Anskar ten dienste van Ragnarr ingezet (6). Het gaat om door Anskar tijdens zijn missietochten vrijgekochte Denen en Slaven. Gelukkig wordt Ragnarr getroffen door hemelse wraak, verzucht Rimbert, want kort daarop raakt hij in ongenade bij de koning en verliest voorgoed het klooster en alles dat hij ontvangen had (7).
Als Ragnarr in 845 het Seinegebied plundert en Parijs aanvalt mogen we met Janet Nelson (8) aannemen dat dit een poging van de Deen is om zijn positie te herstellen. De piraten worden door Karel de Kale afgekocht, waarna ze weer vertrekken (9). Na 845 wordt Parijs niet meer aangevallen. De verschuiving van vikingaanvallen van het Seinegebied naar Frisia in de late jaren veertig doet vermoeden dat de mannen van Ragnarr zich hebben aangesloten bij Hrœrekr in Saksen. De plunderingen in het Seinegebied worden ook door Prudentius gemeld, maar deze schrijver noemt de vikingleider niet bij naam (10). Na hun wandaden worden de rovers volgens Prudentius door goddelijke toorn getroffen met blindheid en waanzin (ita divino iudicio vel tenebris caecati vel insania). Hierdoor bewogen verklaart de Deense koning Hárekr (Oricus) zich vervolgens bereid de buit aan Lodewijk de Duitser te overhandigen (11). Hier is iets vreemds aan de hand. In het Westfrankische rijk gemaakte buit wordt blijkbaar via de Deense koning aan de Oostfrankische koning gegeven. Waarom zou Ragnarr zijn buit afgeven aan Hárekr en waarom zou de Deense koning, die vlak daarvoor nog een grootscheepse aanval op het Elbegebied had ondernomen, Lodewijk de Duitser begunstigen? In de Annalen van Xanten vinden we een andere lezing (12). Ook hierin worden vele rovers door het onheil getroffen. Velen, waaronder Ragnarr, komen om. Als ze dobbelen om uit te zoeken welke god voor hun moeilijkheden moet worden aangeroepen valt de keuze, op instigatie van een christelijke gevangene, op de christelijke god. Hun koning Hrœrekr (er staat letterlijk 'Rorik') besluit dat een ieder zich gedurende veertien dagen dient te onthouden van vlees en mede, waarna de verschrikkingen inderdaad ophouden. Over het algemeen wordt de vermelding van Hrœrekr gezien als een vergissing van de annalist van Xanten, waarschijnlijk Gerward, hij zou koning Hárekr hebben bedoeld. Maar de gebruikte spelling lijkt toch geen 'slip of the pen' te zijn, terwijl juist Prudentius over het optreden van Hárekr zijn twijfel uitdrukt (ut fertur), alsof zijn bron niet geheel betrouwbaar is. Het bericht van Gerward is - hoe onvolledig ook - nog altijd uitvoeriger dan dat van Prudentius. Bovendien moet de annalist van Xanten wel bekend geweest zijn met Hrœrekr. Vermoedelijk verbleef hij tot 863 in Gendt in de Betuwe (13), in aan Hrœrekr als leen overgedragen gebied (14). Deze was in 845 of vlak daarvoor voor Lotharius naar het Oostfrankische rijk gevlucht. Hier had hij asiel gekregen bij Lodewijk de Duitser, die hem in het noorden van Saksen installeerde (15). Vanuit zijn Saksische basis ondernam Hrœrekr aanvallen op de noordelijke kusten van Lotharius. Het lijkt dan ook meer dan toevallig dat in het - bijna contemporaine - relaas over dezelfde gebeurtenissen van een monnik van Saint-Germain een Saksische edelman opduikt. In de Miracula S. Germani van de hand van deze monnik, vinden we weer de vele wandaden van Ragenarius dux incredulorum en de deal die hij met Karel de Kale sluit, waarna de viking het ruime sop kiest (16). De rest van het verhaal zegt de hagiograaf uit de mond van een Saksische edelman, Cobbo geheten, te hebben opgetekend. Deze graaf Cobbo komen we in 842 tegen als gezant van Lodewijk de Duitser, hij zou in 849 Saint-Germain hebben bezocht (17). Volgens Cobbo zou Ragnarr na zijn thuiskomst alsmaar zieker zijn geworden en op vreselijke manier zijn gestorven. De meeste van zijn mannen sterven eveneens en de Deense koning Hárekr, bevreesd voor de vreselijke ziekte, laat de overigen onthoofden, waarna hij de christelijke gevangenen laat gaan. Het uitgebreide relaas van Cobbo, hier slechts summier weergegeven, bevat in detail veel bekende hagiografische elementen en zal de historische werkelijkheid slechts ten dele weergeven. Maar met name het optreden van Cobbo lijkt niet in een hagiografische traditie te passen en doet een historische kern vermoeden. Een verblijf van een Saksische gezant bij de Deense koning lijkt direct na de Deense Elbe-invasie niet erg voor de hand te liggen. De verhoudingen tussen de Denen en de Franken zijn in ieder geval nog tot 847 onderkoeld, want in dat jaar waarschuwen de Franken de Deense koning voortaan af te zien van verdere aanvallen op het Frankische rijk (18). De laatste aanwijzing voor een verband tussen Ragnarr en Saksen vinden we in het reeds genoemde bericht in de Vita Anskarii waarin de Deen de cella Torhout ontvangt (19). Het betreft een schenking aan vobis bene cognito Raginario, de u welbekende Ragnarr, welbekend bij degenen tot wie Rimbert - kort na 865 - zijn schrijven richt, namelijk de geestelijken van Corvey en impliciet ook bekend bij Rimbert zelf. Het kortstondige optreden van Ragnarr in het Seinegebied rond 845 kan de Deen nauwelijks berucht hebben gemaakt bij de monniken in het verre Corvey. Zijn bekendheid moet daarom eerder gezocht worden in een connectie met Saksen. Die connectie was er in ieder geval via de cella Torhout, oorspronkelijk van het bisdom Hamburg. Het is begrijpelijk dat door de betrekkingen van Anskar met Corvey er een directe band tussen Torhout en Corvey was. We mogen dan ook aannemen dat de uit Torhout verdreven monniken naar Corvey zijn vertrokken en dat maakt de zinsnede vobis bene cognito Raginario extra verklaarbaar. Bovendien kwam Rimbert, de schrijver van deze passage, zelf uit Torhout (20). De ontmoeting van Ragnarr en Cobbo was wellicht minder toevallig dan de Miracula S. Germani doen voorkomen. Het kan zijn dat in de deal van Karel de Kale met Ragnarr de teruggave van Torhout was opgenomen. In dat geval zal Cobbo hebben geprobeerd de Vlaamse belangen van Corvey, waar zijn broer Warin de scepter zwaaide (21), te behartigen.


Noten
(1) Of de geest van (diens moeder?) Lothkona of Lodbroka, zie Christiansen (2002), 239.
(2) als Lot(hb)roc: zie Van Houts, (2000) 34; en als Lodparch: zie Schmeidler (1917), 40.
(3) Vita Anskarii (VA): zie Robinson (1921), c. 21.
(4) VA c.7.
(5) Brugge komt op in een periode dat andere handelsplaatsen het juist zwaar te verduren hebben; Vikingen lijken Brugge steeds met rust te hebben gelaten; de naam Brugge is van overzeese oorsprong, mogelijk van het ON Bryggja (=aanlegplaats). De van de Denen afkomstige jongens die een opleiding genoten in Torhout lijken eerder vrijgekocht in Brugge dan in het verre Denemarken (VA c. 15).
(6) VA c. 23.
(7) VA c. 36.
(8) Nelson (1992), 153.
(9) AX 845: zie Rau (1958b), 348.
(10) AB 845: zie Rau (1958a), 64.
(11) AB 845, 66.
(12) AX 845, 348.
(13) Löwe (1950), 84.
(14) OGZ 860, zie Sloet (1872), no. 50.
(15) AF 850: zie Rau (1960), 38.
(16) Translatio s. Germani c. 17, MGH SS XV 14.
(17) Nithard IV, 3: zie Rau (1955), 452. Cobbo maakte een pelgrimage naar Sint Martinus in Tours en bezocht Saint-Germain. Bij die laatste gelegenheid zou hij aan de monniken het relaas over Ragnarr hebben gedaan.
(18) AB 847, 70.
(19) VA c. 21.
(20) Rimbert zou zijn geboren in Torhout, hij werd er in ieder geval opgeleid en volgde Anskar in 865 op als bisschop van Bremen-Hamburg. Hij zou kunnen hebben behoord tot de door Anskar vrijgekochte jongens, maar hij maakt hiervan zelf geen melding. Volgens Adam van Bremen (I, c. 22: zie Schmeidler, 1917) was Rimbert al als kind in het klooster Torhout.
(21) Wenskus (1976), 286.


Referenties
Christiansen, E., The Norsemen in the Viking Age (Malden/Oxford 2002)
Löwe, H., 'Studien zu den Annales Xantenses', Deutsches Archiv für Erforschung des Mittelalters namens der MGH., 8 (1950), 59-98
Nelson, J.L., Charles the Bald (Londen/New York 1992)
Rau R. (ed.), Nithard: Historiarum libri IIII, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte I (Darmstadt 1955), 383-461
Rau, R. 1958a, Annales Bertiniani, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte II (Darmstadt 1958), 11-287
Rau, R. 1958b, Annales Xantenses, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte II (Darmstadt 1958), 339-371
Rau, R. 1960, Annales Fuldenses, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte III (Darmstadt 1960), 19-177
Robinson, C.H., Anskar, The Apostle of the North, 801-865, translated from the Vita Anskarii by Bishop Rimbert his fellow missionary and successor (London 1921)
Schmeidler, B., Magistri Adam Bremensis Gesta Hammaburgensis Ecclesiae Pontificum, Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum ex MGH separatim editi (Hannover/Leipzig 1917)
Sloet, L.A.J.W., Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutfen ('s-Gravenhage 1872-1876)
Van Houts, E., The Normans in Europe (Manchester/New York 2000)
Wenskus, R., Sächsischer Stammesadel und frankischer Reichsadel (Göttingen 1976)

Terug naar overzicht Deense warlords
Terug naar Hrœrekr
Verder naar Hróðulfr
Startpagina