header Gjallar, Noormannen in de Lage Landen

   DEENSE WARLORDS

HARALDR 'JUNIOR' (HARALD JUNIOR)

Hij joeg Lodewijk de Vrome tegen zich in het harnas door partij te kiezen voor Lotharius, de rebellerende zoon van de keizer. Lotharius zette Haraldr in om het gebied van zijn vader jaren lang te terroriseren. Als dank, maar ook om zijn bondgenootschap te kopen, werd de Deen in 841 door Lotharius beleend met het Zeeuwse kustgebied, dat Haraldr als uitvalsbasis kon gebruiken om het rijk van Karel de Kale aan te vallen.


In 834 wordt Frisia opgeschrikt door plunderende Denen, die via Utrecht naar het emporium Dorestad varen (1). Lodewijk de Vrome reorganiseert de reeds door zijn vader Karel de Grote opgezette kustverdediging. Het jaar daarop wordt Dorestad opnieuw geplunderd (2). Weer neemt Lodewijk defensieve maatregelen. De keizer vermoedt dat zijn zoon Lotharius, waarmee hij in conflict is, achter de aanvallen zit en maant hem. Lotharius wordt door zijn vader ontboden, maar deze blijft in Italië, het koninkrijk waarnaar hij, samen met veel van zijn medestanders, door de keizer is verbannen (3). Op de rijksdag te Worms in 835 waarschuwt Lodewijk zijn zonen en het volk om zich niet met rovers in te laten. Wegens hun nalatigheid bij de bestrijding van de piraten worden enige graven bestraft (4). In 836 wordt het emporium Witla aan de Maasmonding en de civitas Antwerpen geplunderd, alsmede Frisia en weer Dorestad (5).
Als Lotharius niet naar de keizer wil komen, moet Lodewijk wel naar het ballingsoord van zijn zoon reizen om diens intriges een halt toe te roepen. De keizer wil in 837 met zijn hele leger en samen met zijn zonen Pippijn en Lodewijk naar Italië trekken. Omdat hij wel begrijpt dat de vikingaanvallen door zullen gaan brengt hij de kustverdediging nog eens op orde. Ondanks deze defensieve maatregelen - er zijn garnizoenen of versterkte wachtposten 'seditiones' ingericht - wordt later dat jaar het eiland Walcheren en weer Dorestad geplunderd (6). Wanneer de keizer van de raid op Walcheren hoort stelt hij zijn reis uit, stuurt in zijn plaats enige gezanten naar zijn zoon en gaat direct naar zijn palts in Nijmegen om maatregelen te nemen. De Denen trekken zich vervolgens "tactisch" terug.
In 838 blijft het rustig in Frisia, wellicht omdat de piraten door een storm op zee verrast worden. De Westfrankische annalist Prudentius voegt aan dit bericht opgelucht - maar weinig realistisch - toe, dat ze bijna allemaal zijn verdronken. Misschien is de goede organisatie van de kustwacht, eerst in 838 uitgevoerd onder persoonlijk toezicht van de keizer, één van de oorzaken voor het uitblijven van aanvallen in dit jaar (7). In 839 wordt nog een onbekend gebied in Frisia aangevallen (8), maar het jaar daarop keert de rust weer.
Het ligt in de lijn der verwachtingen dat we bij deze aanvallen met Haraldr (Herioldus) 'junior' te maken hebben (9). Het was deze Haraldr, die in 826 was achtergebleven aan het Karolingische hof nadat zijn oom Klakk-Haraldr was beleend met het graafschap Riustringen. Zijn vader - mogelijk Ragnfröðr (Reginfridus) of Óli (Anulo) - was dood, zijn oom Klakk-Haraldr zat in Riustringen en als lid van de verdreven Haraldr-clan kon junior niet naar zijn vaderland Denemarken terugkeren. Toen de keizer ook nog eens toenadering zocht met de Deense koning Hárekr voelde Haraldr zich in de steek gelaten. Dit zal hem welhaast vanzelf in de armen van Lotharius hebben gedreven, nu deze laatste in conflict was gekomen met zijn vader. In 833 had Lotharius, ontevreden over het feit dat hij slechts in naam medesoeverein was en zijn vader in werkelijkheid de scepter zwaaide, namelijk voldoende medestanders gevonden om zijn vader af te zetten. De aanleiding was een herindeling van het rijk, waarbij de jeugdige Karel (de latere Karel de Kale) een groot gedeelte kreeg toegewezen ten koste van zijn oudere halfbroers Lotharius, Pippijn en Lodewijk. Doch het jaar daarop keerde het tij en herkreeg Lodewijk de Vrome zijn macht en keizerlijke waardigheid. Hij ontnam Lotharius de macht over de hem in 817 toegewezen gebieden, waaronder Frisia (10). Zo weet Lotharius in 834 Haraldr 'junior' tot actie bewegen. Frisia wordt, zoals reeds vermeld, vanaf 834 tot en met 839 praktisch jaar in jaar uit geplunderd. Dat is precies de periode waarin Lodewijk en Lotharius met elkaar in conflict zijn, want in 839 verzoenen vader en zoon zich met elkaar en krijgt Lotharius zijn gebieden weer terug (11). Haraldr komt in de jaren 834-839 niet expliciet in de bronnen voor, maar dat het bij deze plunderingen inderdaad om deze Deen gaat wordt in 841 nog eens duidelijk gemaakt door Prudentius, die schrijft dat Haraldr Frisia gedurende enige jaren had geteisterd in het belang van Lotharius en tot schade van Lodewijk (12).
In 839 verzoenen vader Lodewijk de Vrome en zoon Lotharius zich met elkaar. Bij het verdrag van Worms, eind mei bezegeld, krijgt Lotharius zijn gebied terug, waaronder Frisia benoorden de Maas (13). Drie maanden later houden ook de aanvallen van Haraldr 'junior' op (14). Lotharius blijkt is zijn medestanders niet vergeten te zijn. Bovendien zoekt hij partijgenoten in de strijd tegen zijn broers Lodewijk de Duitser en Karel de Kale, die na de dood van Lodewijk de Vrome is losgebrand. Nadat hij een smadelijke nederlaag had geleden in de slag bij Fontenay in juni 841 had Lotharius iedere hulp die hij kon krijgen bitter hard nodig. Een verbintenis met Haraldr 'junior' komt nu goed van pas. Daarom vergeet hij onze Deen niet: 'uit dank voor zijn verdienste' zoals Prudentius het sarcastisch formuleert - maar waarschijnlijk ook in ruil voor zijn bondgenootschap tegen Karel de Kale - draagt Lotharius het koningsgoed Walcheren en andere naburige plaatsen aan hem in leen over. Prudentius windt zich bijzonder op over deze verfoeilijke daad: het christelijke volk wordt voortaan bestuurd door een 'duivelsaanbidder' (15). In de monding van de Schelde gelegen was Walcheren immers een ideale uitvalsbasis voor aanvallen op het rijk van Karel de Kale.
"Walcheren en andere naburige plaatsen" ofwel het Zeeuwse kustgebied tussen Maas en Schelde, dat krachtens de verdeling van Worms in 839 aan Karel de Kale toeviel, wordt feitelijk door Lotharius geüsurpeerd wanneer hij Haraldr 'junior' met dit gebied beleent. Wellicht vond Lotharius dat hij recht had op dit gebied, omdat het formeel deel uitmaakte van Frisia. De aanwezigheid van Haraldr op Walcheren lijkt succes te hebben: bij het verdrag van Verdun in 843 wordt het gebied van Lotharius uitgebreid tot aan de Schelde (16).
Vanaf 840 vindt geen Deense inval meer plaats en keert de rust weer in Frisia. De piraten verleggen hun aanvallen - misschien door een afspraak met Lotharius, zoals Nithard suggereert - naar het rijk van Karel de Kale, en vooral naar Engeland (17).
Na een reeks van burgeroorlogen, waarin de drie zonen van Lodewijk de Vrome elkaar hun erfdeel betwisten, wordt het politieke roer onder druk van de bisschoppen en de rijksgroten omgegooid. In oktober 844 sluiten ze te Yütz bij Thionville een vriendschapsverdrag waarbij broederschap en vrede tussen de koninkrijken de basis wordt. Ieder zal de ander te hulp komen bij het handhaven van vrede en orde (18). Nu er enige stabiliteit is in de verhoudingen tussen de koninkrijken heeft Lotharius de Denen niet meer nodig. Nu ze de mondingen van de Wezer, Rijn, Maas en Schelde beheersen, vormen ze een niet geringe machtsfactor in zijn rijk, een ongewenste situatie. Liever zal hij een getrouwe uit het Frankische kerngebied als vazal in Frisia willen stationeren. Ook al had Lotharius de aanwezigheid van zijn vazal Haraldr 'junior' op Walcheren met succes gebruikt om het Zeeuwse kustgebied bij het verdrag van Verdun in de wacht te slepen. Maar nu was de aanwezigheid van Haraldr in Zeeland niet meer nodig. Bovendien zijn er na - de door Lotharius zelf geïnitieerde aanvallen - geen vikingaanvallen meer op het kustgebied van Frisia geweest en daardoor zal de drang tot het nemen van defensieve maatregelen afgenomen zijn. Daarbij had Haraldr junior in 842 al geen blijk gegeven van grote opofferingsgezindheid voor zijn heer. Bij het aanschouwen van een overmacht van Lodewijk en Karel aan de Moezel had hij de benen genomen (19). In of kort na 844 vallen de beide Deense broers dan ook in ongenade bij Lotharius. De Annales Fuldenses melden dat Haraldr al gestorven was toen zijn broer Hrœrekr gevangen genomen werd door Lotharius. Daarop ontkwam Hrœrekr naar het rijk van Lodewijk de Duitser, waar hij enige jaren in Saksen leefde. Vervolgens begon hij een carrière als piraat (20). De eerste aanval op het rijk van Lotharius vond in 845 plaats (21). Al deze lotgevallen van Hrœrekr hebben dus jaren in beslag genomen en daarmee ligt ook de dood van Haraldr jaren voor het annalenbericht van 850 en waarschijnlijk nog voor de eerste aanval van Hrœrekr in 845. Haraldr 'junior' zal daarom rond 844 zijn overleden. De dood van Haraldr en de gevangenneming van Hrœrekr door Lotharius zullen in tijd dus niet ver uit elkaar hebben gelegen. Hoewel de bronnen hierover zwijgen is het goed mogelijk dat Haraldr 'junior' ook op bevel van Lotharius gearresteerd is en hierbij om het leven gekomen is.


Noten
(1) AB 834: zie Rau (1958a), 24.
(2) AB 835, 28; AF 835, 22: zie Rau (1960); AX 835: zie Rau (1958b), 342.
(3) AB 836, 30; Theganus continuatio: zie Tremp (1995), 254.
(4) Astronomus: zie Tremp (1995), 504.
(5) AB 836, 30; AF 836, 22.
(6) AB 837, 32; AF 837, 22; AX 837, 342; Theganus continuatio, 256.
(7) AB 838, 36.
(8) AB 839, 48.
(9) De Annales Xantenses noemen Haraldr 'junior' als broer van de later veelvuldig in de Lage Landen opererende Deen Hrœrekr (Roricus) (AX 850, 350). Deze annalen volgende zal ik deze Haraldr ook 'junior' noemen om hem te onderscheiden van zijn oom Klakk-Haraldr. In deze bron wordt Haraldr junior impliciet onderscheiden van een oudere Herioldus, die evenwel nadat de annalen zijn geredigeerd, uit de voorgaande tekst is weggevallen (Löwe (1950), 72).
(10) Divisio imperii, zie Pertz (1835), 356-359.
(11) AB 839, 44.
(12) incommoda tanta sui causa ad patris iniuriam (AB 841, 54).
(13) AB 839, 46.
(14) AB 839, 48.
(15) AB 841, 54; Haraldr 'junior' en zijn broer Hrœrekr waren al beleend met Dorestad in de tijd van Lodewijk de Vrome (AF 850, 38). Ze kregen deze leen niet uit handen van Lodewijk, want het is niet erg waarschijnlijk dat Lodewijk zelf de Deense broeders beleend had met Dorestad. Haraldr 'junior' had immers de Friese kustgebieden van Lodewijk bestookt. Het ligt meer voor de hand dat Lotharius na het verdrag van Worms in 839, maar nog voor de dood van Lodewijk in 840 Dorestad aan de broers heeft gegeven, min of meer in ruil voor hun diensten.
(16) AB 843, 60.
(17) Nithard: Scholz (1972), 167; ASC 837 [=840]: Garmonsway (1953), 62; ASC 838 [=841], 62-64; ASC 839 [=842], 64; ASC 840 [=843], 64; AB 841, 52; AB 842, 58; AB 843, 60.
(18) AX 844, 346; AB 844, 64.
(19) Nithard, 164; AX 842, 346.
(20) AF 850, 38.
(21) AF 845, 32.


Referenties
Garmonsway, G.N., The Anglo-Saxon Chronicle (Londen 1953)
Löwe, H., 'Studien zu den Annales Xantenses', Deutsches Archiv für Erforschung des Mittelalters namens der MGH. 8, (1950), 59-98
Pertz, G.H. (ed.), Capitularia regum Francorum, Monumenta Germaniae Historica, Leges I (Hannover 1835)
Rau, R. 1958a, Annales Bertiniani, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte II (Darmstadt 1958), 11-287
Rau, R. 1958b, Annales Xantenses, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte II (Darmstadt 1958), 339-371
Rau, R., Annales Fuldenses, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte III (Darmstadt 1960), 19-177
Scholz, B.W., Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories (Michigan 1972)
Tremp, E. , Thegan, Die Taten Kaiser Ludwigs; Astronomer, Das Leben Kaiser Ludwigs (Hannover 1995)

Terug naar overzicht Deense warlords
Terug naar Hemingr
Verder naar Hrœrekr
Startpagina