![]() |
MARKANTE PLAATSEN: TORHOUT | ![]() |
Torhout is een oud stadje in de provincie West-Vlaanderen, dat al sinds de twaalfde eeuw stadsrechten heeft. Deze plaats trekt onze aandacht omdat aan het begin van de jaren veertig van de negende eeuw de Westfrankische koning Karel de Kale het klooster Torhout aan de Noorman Ragnarr heeft overgedragen. Dit klooster zou eerder toebehoord hebben aan de kerk van Hamburg-Bremen. Het is dan ook begrijpelijk dat vertegenwoordigers van deze kerk geen goed woord over hadden voor het vervreemden van hun rechtmatige bezittingen en de overdracht aan een heidense Noormannenaanvoerder. Althans zo lijkt het. Maar misschien zat het toch anders. |
Er werden in Torhout al vroeg jaarmarkten georganiseerd, in ieder geval lang voordat de plaats stadsrechten ontving. Dat is niet zo vreemd als we kijken naar de gunstige ligging. Torhout lag, net als Brugge, aan de Romeinse heerbaan tussen Aardenburg en Kassel. In Brugge, dat 20 km noordelijk van Torhout ligt, zijn sporen van bewoning uit de Romeinse periode aangetroffen. We kunnen daarom ook in Torhout vroege bewoning verwachten. Misschien schuilt er een kern van waarheid in het 'Leven van Sinte Amand', dat Gilles de Wevel in de veertiende eeuw in rijm te boek stelde, waarin we vinden dat Torhout door de Romeinen was gesticht. (1) Toch wordt de plaats in vroeg-middeleeuwse bronnen alleen genoemd in verband met het klooster. Dat klooster komen we voor het eerst tegen in de Vita Bavonis. Volgens dit heiligenleven zou Sint Bavo kort voor zijn dood, rond het midden van de zevende eeuw, broeder Domlinus uit Turholtensis monasterii (het klooster van Torhout) bij zich geroepen hebben. (2) Vervolgens vernemen we pas weer iets over Torhout in de door Rimbert geschreven Vita Anskarii, het leven van de heilige Anskar. Deze missionaris, en nadien ook bisschop van Hamburg-Bremen, bleek te beschikken over de 'cella' Torhout. We vragen ons af hoe Anskar aan goederen op zo'n grote afstand van zijn Saksische standplaats is gekomen. Anskar zou volgens Rimbert, de schrijver van de Vita Anskarii, Deense en Slavische jongens uit gevangenschap hebben vrijgekocht om ze voor de eredienst op te leiden. Enige van die jongens stuurde hij naar het klooster Torhout. (3) Op grond van de volgorde van de gebeurtenissen in het relaas van Rimbert kunnen we deze gebeurtenis in de late jaren twintig of de dertig van de negende eeuw plaatsen. Het klooster Torhout komt in zijn verhaal uitgebreid aan de orde. Dat is niet zo vreemd, want Rimbert was zelf in dit klooster opgeleid. Het zou dus kunnen dat hij één van de door Anskar vrijgekochte jongens was. Hij was bevriend met Anskar en volgde hem in 865 op als bisschop van Hamburg-Bremen. Volgens de kroniekschrijver Adam van Bremen verbleef Rimbert al als kind in het klooster Torhout. (4) En daardoor is er wel eens gesuggereerd dat hij ook in de omgeving van Torhout is geboren, daarover is echter niets bekend.
|
Noten (1) Blommaert, Sinte Amand, regel 2561. (2) Krusch, 'Vita Bavonis', 544. (3) Waitz, 'Vita Anskarii', c.15. (4) Schmeidler, 'Adam Bremensis', boek I, c. 22. (5) Waitz, 'Vita Anskarii', c. 23. (6) Waitz, 'Vita Anskarii', c.36. (7) Schmeidler, 'Adam Bremensis', boek I, c. 18. (8) Levison, 'Die echte und die verfälschte Gestalt', 571.
|
![]() |
Na de dood van keizer Lodewijk de Vrome in 840 werd het Frankische rijk onder zijn zonen verdeeld. Zo kwam het klooster Torhout en alle toebehoren in het rijk van de Westfrankische koning Karel de Kale te liggen. Deze droeg het goed, nota bene het bezit van het Oostfrankische bisdom Hamburg-Bremen, over aan de Noormannenaanvoerder Ragnarr, waarschijnlijk in een poging om hem aan zich te binden. Want Karel had dringend een militaire bezetting in het Scheldegebied nodig om het hoofd te bieden aan het overwicht in de Scheldemonding van zijn rivaal Lotharius. Deze vorst had zijn positie weten te verstevigen door aan hem getrouwe Denen in het Zeeuwse kustgebied te stationeren. Hierdoor kreeg Lotharius hier niet alleen de suprematie, maar hij verschafte zich zo ook een gunstige uitgangspositie voor een inval in het Westfrankische rijk. Zoals gezegd ligt Torhout niet ver van Brugge. Deze snel opkomende handelsplaats, gunstig gelegen aan een zeearm, had een sterk Noords karakter. De naam Brugge is van overzeese oorsprong, mogelijk afgeleid van het oud-Noordse Bryggja (=aanlegplaats). Waarschijnlijk had Karel deze handelsplaats in gedachte als uitvalsbasis. En dat zou de schenking van het nabije Torhout aan zijn vazal Ragnarr kunnen verklaren. Na de overdracht van Torhout aan Ragnarr weken de meeste kloosterlingen uit, maar enige vrijgekochte Denen en Slaven bleven achter 'ten dienste van Ragnarr'. (5) Voor het vervolg van de gebeurtenissen wenden we ons weer tot het relaas van Rimbert: 'In die tijd toen Anskar het klooster te Torhout had, en het bezoeken van de heidenen zijn zorg was, zodat hij hen kon helpen, zorgde hij ervoor dat enige jongens die hij van de Noormannen of de Slaven had vrijgekocht werden opgevoed in datzelfde klooster, zodat ze konden worden opgeleid voor de heilige strijd. Toen dit klooster werd overgedragen aan Ragnarr nam hij enige van deze jongens in zijn dienst, en hierdoor werd de bisschop zenuwachtig. In een visioen, dat hij kort daarop had, leek het alsof hij naar een bepaald gebouw was gekomen waar hij koning Karel en Ragnarr vond. Hij leek hen met betrekking tot deze jongens verwijten te maken en hij zei dat hij hen had opgeleid om de almachtige God en niet Ragnarr te dienen. Nadat hij dit gezegd had tilde Ragnar zijn voet op en schopte hem tegen zijn mond. En toen dit gebeurde meende hij dat de heer Jezus Christus bij hem stond en tegen de koning en Ragnar zei: 'Bij wie hoort deze man, die je zo schaamteloos behandelt? Bedenk dat hij een Heer heeft en daarom zal dit niet ongestraft blijven.' Toen hij dit gezegd had waren ze bevreesd en angstig, waarop de bisschop wakker werd. De hemelse wraak die Ragnarr trof toont aan hoe waar deze openbaring was. Want kort daarop raakte hij in ongenade bij de koning en verloor het klooster en alles dat hij van de koning had ontvangen, nooit meer heeft hij zijn vroegere gunsten herkregen.' (6) We laten dit achteraf gereconstrueerde visioen voor wat het is en stellen alleen vast dat Ragnarr het klooster was kwijtgeraakt. We kunnen slechts gissen naar de reden waarom hij bij Karel de Kale in ongenade was gevallen. Uit wraak heeft hij vervolgens een aanval op het Seinegebied in het hart van het rijk van Karel de Kale ondernomen, waarbij ook Parijs werd aangevallen. Zie de pagina van Ragnarr voor zijn verdere lotgevallen. Misschien kunnen we een verband leggen tussen de havenplaats Brugge en de door Anskar van de Noormannen en de Slaven vrijgekochte jongens. Want het lijkt toch wat vreemd dat Anskar jongens uit zijn missiegebied in het hoge noorden helemaal naar Torhout zou sturen. Eerder is aan te nemen dat die jongens uit Brugge afkomstig waren, waar de slavenhandel welig zal hebben getierd. Bij dit alles blijft het echter onverklaarbaar hoe Karel de Kale kon beschikken over het klooster in Torhout. Zelfs een koning kon zich immers niet straffeloos vergrijpen aan goederen van de kerk. Het bisdom Hamburg-Bremen zou volgens Adam van Bremen in het bezit geweest zijn van een pauselijk privilege 834, waaruit valt af te leiden dat Anskar het klooster Torhout van keizer Lodewijk de Vrome heeft gekregen om zijn missiewerk te ondersteunen. (7) We kunnen slechts gissen waarom de kerk van Hamburg-Bremen belangrijke bezittingen in het verre Vlaanderen had, maar vreemd blijft het wel. Het ligt het meeste voor de hand dat Rimbert door zijn connecties met Torhout tijdens het schimmige spel tussen Karel de Kale en Ragnarr zijn kans waarnam om het klooster tot bezit van de kerk van Hamburg-Bremen te verklaren. Hij zou zijn valse claim hebben onderbouwd door Torhout veelvuldig in de Vita Anskarii in verband te brengen met de missionaris. Levison heeft aangetoond dat de oorspronkelijk Vita Anskarii later is herschreven ten bate van de kerk van Hamburg-Bremen. Zo werden de activiteiten van bisschop Ebo van Reims in een latere versie van de vita systematisch aan Anskar toegedicht of eenvoudigweg geschrapt. (8) Deze herschrijving had tot doel om de claim van het bisdom Hamburg-Bremen op Scandinavie te verstevigen. Want de bisschop wilde maar al te graag zijn kerkprovincie uitbreiden naar het noorden. Een dergelijke gang van zaken kunnen we dan eveneens met betrekking tot de claim op het klooster Torhout verwachten. Ook bij het door Adam van Bremen genoemde privilege van de paus kunnen wij onze vraagtekens zetten. Adam maakte er een gewoonte van om in zijn kroniek zaken ten gunste van de kerk van Hamburg-Bremen te verdraaien. Waarschijnlijk moeten we het klooster Torhout beschouwen als koningsgoed, dat Karel de Kale als beneficium overdroeg aan zijn vazal Ragnarr. Een gang van zaken die niet ongewoon was. Het klooster Torhout en de bijbehorende bezittingen zijn, zoals te verwachten, niet meer in handen van de kerk van Hamburg-Bremen gekomen. Latere auteurs, zoals Adam van Bremen, hebben dan ook geen aandacht meer besteed aan Torhout. Het is niet bekend wat Karel de Kale nadien met het klooster heeft gedaan. Van het klooster Torhout wordt vervolgens niets meer vernomen. |
Referenties Blommaert, Ph. (ed.), Leven van Sinte Amand, Patroon der Nederlanden, dichtstuk der XIVe eeuw (Gent 1842-1843). Krusch, B. (ed.), 'Vita Bavonis confessoris Gandavensis', Monumenta Germaniae Historia, Scriptores rerum Mer. 4 (Hannover 1902), 534-546. Levison, W., 'Die echte und die verfälschte Gestalt von Rimberts Vita Anskarii', Aus rheinischer und fränkischer Frühzeit (Düsseldorf 1948), 567-609. Schmeidler, B. (ed.), 'Magistri Adam Bremensis Gesta Hammaburgensis Ecclesiae Pontificum', Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum ex MGH separatim editi (Hannover/Leipzig 1917). Waitz, G. (ed.), 'Vita Anskarii, auctore Rimberto', Monumenta Germaniae Historia, Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum (Hannover 1884).
|