![]() |
MARKANTE PLAATSEN: JEVER | ![]() |
In 852 werd de Deen Klakk-Haraldr in zijn graafschap Rüstringen door 'edelen van de noordelijke streken' om het leven gebracht. Hij had een kwart eeuw het grafelijke bewind gevoerd over dit Oost-Friese kustgebied waarvan Jever het centrum was. Schriftelijke bronnen onthullen vrijwel niets over het verblijf van Haraldr in Rüstringen. Zijn er nog toch sporen te vinden die zijn heerschappij in en rond Jever heeft nagelaten? |
Nadat de Deense koning Klakk-Haraldr in 827 door zijn medekoningen van de Deense troon werd verstoten, trok hij zich terug in Oost-Friesland. Het jaar tevoren had de Frankische keizer Lodewijk de Vrome hem het Oost-Friese graafschap Rüstringen overgedragen. (1) De keizer had een vooruitziende blik, want hij had deze mark aan de Noordzee voor Haraldr als vluchtoord bestemd, mocht hij uit Denemarken verdreven worden. (2) Haraldr was in 826 in Mainz gedoopt en was bij zijn terugkeer naar Denemarken vergezeld geweest van de Frankische priester Anskar en andere missionarissen. (3) De nieuwbakken christelijke koning met de missiebroeders in zijn gevolg werd op zijn zachtst gezegd koel ontvangen door zijn heidense medekoningen in Denemarken. Volgens de geschiedschrijver Saxo Grammaticus zou Haraldr een kerk in Haithabu (Hedeby) hebben gebouwd en heidense cultusplaatsen hebben vernield. Bovendien zou hij de heidense praktijk hebben verboden. (4) Anskar, de metgezel van Haraldr, heeft inderdaad een missieschool in Haithabu gesticht en gebruikte Denemarken als uitvalsbasis voor de christelijke missie in Zweden. (5) Hoewel Saxo Grammaticus weinig betrouwbaar is, weten we uit een meer authentieke bron dat Haraldr al eerder de Frankische geestelijke Ebo in Denemarken had toegelaten. Haraldr verkeerde op goede voet met Ebo, die Haraldr dan ook over wist te halen om zich in het Frankische rijk te laten dopen. Er was nog een belangrijke reden waarom de Deense vorsten Haraldr niet vertrouwden. Jaren eerder hadden ze hem al eens verjaagd, Haraldr had toen echter hulp gezocht bij de Frankische keizer die hem als zijn vazal opnam. De zittende Deense koningen hadden Haraldr vervolgens onder Frankische druk als hun medekoning moeten accepteren. Het conflict hing dus in de lucht. Maar nu was Klakk-Haraldr definitief verjaagd. Lodewijk de Vrome had hem daarom Rüstringen, de Oost-Friese mark op de linkeroever van de Jademonding, als standplaats overgedragen en hem met de grafelijke waardigheid bekleed. Voor de keizer was Rüstringen een voor de hand liggende plaats om zijn vazal te stationeren, want hij zocht naar mogelijkheden om de Friese kusten te verdedigen. Hij had een militaire bezetting nabij de monding van de Wezer nodig om het achterland te beschermen. Zelf waren de Franken nauwelijks in staat om de drassige laaglanden in het noordelijke deel van hun rijk te verdedigen. |
Noten (1) Annales Regni Francorum 826, zie: Scholz, Carolingian Chronicles, 119. (2) Ermoldus, zie Faral, Ermold, 190-191; Vita Anskarii, zie: Robinson, Rimbert, c. 7; Astronomus, zie: Tremp, 432; Annales Regni Francorum 827, zie: Scholz, Carolingian Chronicles, 122. (3) Vita Anskarii, zie: Robinson, Rimbert, c. 7. (4) Saxo Grammaticus, zie: Davidson, boek 9, 291. (5) Vita Anskarii, zie: Robinson, Rimbert, c.31. (6) Henstra, The Evolution, 66, n. 48. (7) Stackmann, Kudrun. (8) Sello, Studien, 56. (9) AF 852, zie: Rau, Quellen, 42. (10) Sello, Studien, 258-261.
|
![]() |
Jever lag oorspronkelijk aan een bevaarbare inham van de zee en op een pleistocene rug (een natuurlijke hoogte) boven het drassige laagland van het Wangerland. Deze hoogte stak ongeveer acht meter boven het laagland uit. Het centrale kerkplein werd nog eens kunstmatig met drie meter opgehoogd. Jever was de enige plaats waar gezien de geografische ligging vroege bewoning mogelijk was. Waarschijnlijk vond hier periodiek het ding, de volksvergadering van vrije boeren, plaats. Hier werden in de naam van hertog Bernhard II (1011-1059) munten geslagen, maar het is aannemelijk dat deze plaats op grond van vermeldingen in vroege wetsteksten al eerder een marktplaats was. (6) Na de ondergang van Dorestad kwam Jever samen met Medemblik, Stavoren en Emden als Friese handelsplaats op. Het belang van Jever wordt onderstreept door de relatief vroege stichting van het nabij gelegen klooster Reepsholt in 983. Tot die tijd was er in Frisia beoosten het Vlie alleen in Stavoren een klooster te vinden. Het graafschap Rüstringen omvatte in de tijd van Klakk-Haraldr meer dan alleen de gelijknamige gouw. Het hele gebied ten oosten van het grote Oost-Friese moerasland werd ertoe gerekend. Ook de gouwen Wangerland (met het eiland Wangeroge) en Östringen waren daarbij inbegrepen en mogelijk de Friese landjes Wiurden en Wursten aan de oostzijde van de Wezer. Jever, de belangrijkste plaats in dit gebied, wordt (als Gîvers) genoemd in het Gudrunlied, waarvan aangenomen wordt dat het op de Karolingische tijd betrekking heeft. (7) Hier verbleef de Deense held en zanger Horand die zo mooi kon zingen dat 'de vogels ophielden met fluiten', aldus het middeleeuwse Gudrunlied:
Wate ritt gen Stürmen, Morung gen Nifland;
De overlevering van Jever in het Fries-Saksische Gudrun-epos staat dus mogelijk in relatie tot de Deense heerschappij in Rüstringen. Maar niet
alleen de vertelling over de burcht 'Gîvers' ofwel Jever, kan met een Deense heerser in verband worden gebracht, ook al vinden we in de
bronnen niet met zoveel woorden dat Haraldr zich in Jever heeft vestigd.
Er is evenwel meer dat naar Klakk-Haraldr kan verwijzen. De naam van Hayo Harlda, een vijftiende-eeuwse hoofdeling in Jever, waarvan het
deel van zijn naam 'Harlda' een bijnaam zou kunnen zijn, is mogelijk terug te voeren op de naam Haraldr. Hayo Harlda bouwde in Jever een slot
op de resten van een oude verdedigingsburcht. Het is goed denkbaar dat deze burcht een vroegmiddeleeuwse voorganger had waar
Klakk-Haraldr zich heeft gevestigd. |
Referenties Faral, E. (ed.), Ermold le Noir: Poème sur Louis le Pieux et épitres au roi Pépin (Parijs 1964). Henstra, D.J., The Evolution of the Money Standard in medieval Frisia (Groningen 2000). Davidson, H.E. (ed.), Saxo Grammaticus, The History of the Danes, Books I-IX (Woodbridge/Rochester 1999). Rau, R. (ed.), 'Annales Fuldenses', in: Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte III (Darmstadt 1960), 19-177. Robinson, C.H. (ed.), Anskar, the apostle of the north 801-865 by Saint Rimbert (Londen 1921). Scholz, B.W., Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories (Michigan 1972). Sello, G., Östringen und Rüstringen. Studien zur Geschichte von Land und Volk (Oldenburg 1928). Stackmann, K. (ed.), Kudrun, nach der Ausgabe von Karl Bartsch (Tübingen 2000). Tremp, E., Thegan - Die Taten Kaiser Ludwigs; Astronomer - Das Leben Kaiser Ludwigs (Hannover 1995).
|