SCHRIFTELIJKE BRONNEN |
CHRONICON MOISSACENSE (DE KRONIEK VAN MOISSAC)
Beslaat: 680 - 818 |
Pertz, MGH (308) 808. Et ibi fuit Reginaldus, nepos eius qui primus post eum in eo regno fuit, interfectus; et multi populo Normannorum ibidem corruerunt. |
En daarop werd Ragnaldr, zijn nepos (*) die na hem heerste, gedood; and veel Noormannen sneuvelden
daar. (*) nepos van koning Guğröğr |
Pertz, MGH (309) 810. Et Gothofredus rex Normannorum misit quasi pacifice per insidias vassallum suum, ut in dolo Drosocum, regem Abodritorum, occideret; quod ita factum fuit. Et occulte misit pyratas cum navibus in Frisia, qui fecerunt ibi magnum damnum de populo christiano. Et postea ille Godofredus fuit interfectus a suo vassallo, et perdidit regnum cum vita. |
En Guğröğr, koning van de Noormannen, zond zijn vazal, verradelijk alsof hij van plan was vrede te sluiten, terwijl hij Thrasco, koning van de Abodrieten ten val bracht. En hij zond in het geheim piraten met schepen naar Frisia, die de christenen veel schade toebrachten. En daarna werd deze Guğröğr vermoord door zijn vazal, en hij verloor zijn koninkrijk met zijn leven |
Pertz, MGH (309) 811. ... in loco qui dicitur Abochi. Fuit quoqui occisio magna Normannorum et Anulo ibi corruit. |
... in een plaats die Hochbuoki (*) wordt genoemd, waar veel Noormannen werden gedood en hier sneuvelde Óli (*) volgens Pertz, de plaats van het fort is onbekend |
Pertz, MGH (311) 813. Exierunt autem Normanni cum navibus suis in Frisia, et fecerunt ibi grande malum, ceperunt viros, mulieres et praedam magnam. Postea venerunt filii Godofredi cum exercitu, expuleruntque Herioldum et Reganfredum atque Amingum de regno ipsorum; et illi fugerunt usque ad abdita. Inde militia domni imperatoris Karoli accepit ab eo dona multa, et remisit eum cum honore et adiutorio ad fratrem suum, ut iterum acquirerunt regnum ipsorum. |
De Noormannen zeilden met hun schepen naar Frisia, en veroorzaakten daar groot onheil, ze namen
mannen en vrouwen en een grote buit. Nadien kwamen de zonen van Guğröğr met hun leger en verjoegen Haraldr en Ragnfröğr en ook Hemmingr uit hun
eigen rijk; en zij vluchtten naar een schuilplaats. Daarop ontving de militie van de keizerlijke heer Karel de Grote veel geschenken van hen,
en hij zond hem (*) met eerbetuigingen en hulp terug naar zijn broers, zodat zij hun koninkrijk weer konden verwerven. (*) Hemmingr |