header Gjallar, Noormannen in de Lage Landen

   SCHRIFTELIJKE BRONNEN

ANNALES VEDASTINI
(DE ANNALEN VAN SINT-VAAST)

Beslaat: 874-900
Geschreven: Meestal gelijktijdig met de gebeurtenissen
Auteur: Anonieme monnik van de Sint-Vaastabdij te Atrecht
Gedrukte uitgave: Rau, R., Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte II, (Darmstadt 1958), 290-337.

Rau, Quellen, 294-296 (879)
His denique inter se discordantibus Nortmanni ultra mare positi, eorum audientes discordiam, navali evectione cum infinita multitudine mare transito Taruennam urbem Morinorum mediante mense Iulio igne et gladio vastaverunt, nemine sibi resistente. Videntesque initia suorum prospere accidisse omnem terram Menapiorum perambulando ferro et igne vastant. Post haec Scaldum fluvium intrant et omnem Bracbantisiorum terram incendio et ferro delent. Contra quos Hugo filius Hlotharii regis arma sumens inconsulte non mediocrem eis intulit audatiam. Nam nil prospere egit et utile, verum et turpiter inde aufugit, interfectis atque captis quam plurimis e suis sociis; inter quos etiam Abbas filius Adalardi captus est. ... Nortmanni vero non cessant devastari aecclesiam populumque Christianum interfici captivarique. Boso etiam dux provinciae per tirannidem nomen regis sibi vindicat partemque Burgundiae occupat. Sed Nortmanni incendiis et devastationibus inhiantes sanguinemque humanum sitientes ad interitum et perditionem regni mense Novembrio in Gandao monasterio sedem sibi ad hiemandum statuunt et mense Decembrio corpus sancti Vedasti Vallis supra Sumnam in villa sua defertur.
Terwijl deze strijd (*) aan de gang was kwamen er Noormannen in eindeloze aantallen met hun schepen van overzee, omdat ze van deze strijd gehoord hadden en midden juli verwoestten ze te vuur en te zwaard Terwaan, de stad van de Morines, zonder tegenstand te ondervinden. En toen ze zagen dat hun tocht voorspoedig verliep trokken ze rond en verwoestten ze te vuur en te zwaard de hele streek van de Menapiërs. Daarna voeren ze de Schelde op en verwoestten heel Brabant te vuur en te zwaard. Toen Hugo, de zoon van koning Lotharius, de wapenen tegen hen opnam droeg hij in aanzienlijke mate bij tot het vergroten van hun overmoed. Want in plaats van iets nuttigs te bereiken vluchtte hij schaamteloos terwijl de meeste van zijn medestanders gedood of gevangen genomen werden. Onder hen werd ook de zoon van abt Adalardus gevangen. ... De Noormannen hielden echter niet op kerken te vernielen en het christelijke volk te doden en gevangen te nemen. Boso, de hertog van de Provence, claimde door tiranie de koningstitel voor hemzelf en bemachtigde een deel van Bourgondie. De Noormannen echter, na de brandstichtingen en verwoestingen hebzuchtig geworden en dorstig naar mensenbloed, sloegen in november tot onheil en ondergang van het rijk hun winterkamp op in het klooster van Gent, en het lichaam van de heilige Vedastus werd in december naar zijn villa Vaux aan de Somme gebracht.
(*) interne machtstrijd in het Frankische rijk
Rau, Quellen, 296-298 (880)
Nortmanni vero Tornacam civitatem et omnia monasteria supra Scaldum ferro et igne devastant, interfectis accolis terrae atque captivatis.
...
Post haec Hludowicus parat redire in regnum suum, occurritque Nortmannis a praeda revertentibus. Et facta congressione apud Timiomum nobiliter eos vicisset, nisi contigisset Hugonem filium suum ibi ruere. Nam Godefridus rex Danorum illum interfecit. Quo mortuo omisit rex illos insequi. Multi quoque nobiles illius gentis ibi corruerunt, caeteri, qui evasere, rediere ad castra sua. Hugo quoque abbas fuit in illo proelio.
...
Hludowicus vero Gauzlinum cum aliis multis ad tuitionem regni contra Nortmannos dirigit.
...
Gozlinus vero abba et exercitus qui cum eo erat statuunt Nortmannos bellum inferre. Mittuntque ad eos qui trans Scaldum erant, ut die statuta venientes, hi ex una parte fluminis hique ex alia eosque delerent. Sed non provenit ita ut voluerunt. Nam non solum nil prospere egerunt, verum turpiter fugiendo vix evasere, captis suorum plurimis atque occisis. Timor quoque et tremor eorum cecidit super inhabitantes terram, et hac elati victoria die noctuque non cessant aecclesias igne cremari populumque Christianum iugulari. Tunc omnes intra Scaldum et Sumnam atque trans Scaldum monachi, canonici, sanctimoniales cum corporibus sanctorum et omnis aetas et conditio fugam ineunt. Ipsi enim Dani nemini nec etiam aetati parcebant, sed omnia ferro et igne devastant. Gozlinus vero et hi qui cum eo erant videntes non posse eos resistere, mense Octobrio intrante dimisso exercitu, rediit unusquisque in sua. Nortmanni vero seu Dani sedem sibi mutaverunt et mense Novembris Curtriaco sibi castrum ad hiemandum construunt. Indeque Menapios atque Suevos usque ad internitionem delevere, quia valde illis infesti erant. Omnemque terram vorax flamma consumpsit.
De Noormannen verwoestten te vuur en te zwaard de civitas Doornik en alle kloosters over de Schelde, de inwoners werden gedood of gevangen genomen.
...
Vervolgens (*) maakte Lodewijk zich op om naar zijn rijk terug te keren, en hij liep Noormannen tegen het lijf die van een overval terugkeerden. En toen ze elkaar bij Thiméon (**) ontmoetten zou hij ze glansrijk verslagen hebben als zijn zoon Hugo niet zou zijn omgekomen. Want hij werd door Guğröğr, de koning van de Denen, gedood. Vanwege zijn dood zag de koning ervan af hun te achtervolgen. Er vielen ook veel hoofdmannen van dat volk, de anderen die wisten te ontsnappen gingen terug naar hun kamp. Ook abt Hugo nam deel aan dit gevecht.
...
Lodewijk (***) stuurde echter Gozlin (****) met vele anderen om het rijk tegen de Noormannen te beschermen.
...
Abt Gozlin en het hem begeleidende leger besloot echter om oorlog tegen de Noormannen te voeren. En zij zonden een boodschap naar degenen die aan de andere kant van de Schelde waren, zodat ze op een vastgestelde dag aanwezig zouden zijn om hen te vernietigen, één deel aan de deze zijde van de rivier, de anderen aan de overzijde. Maar de zaken verliepen niet zoals ze wilden. Want in plaats van resultaat te boeken maakten ze zich schaamteloos uit de voeten en wisten ternauwernood te ontsnappen, velen werden gepakt en gedood. De landslieden werden door angst gedreven, en deze overwinning zorgde ervoor dat ze het dag en nacht brandschatten van kerken en het afslachten van christenen niet staakten. Daarop vluchtte iedereen tussen de Schelde en de Somme, monniken, geestelijken, nonnen, met de relieken van de heiligen, en van alle leeftijden en standen, naar de overzijde van de Schelde. De Denen zelf spaarden in feite niemand, zelf de ouderen niet, maar vernielden alles te vuur en te zwaard. Toen Gozlin en zijn metgezellen zagen dat ze geen tegenstand konden bieden begonnen ze in oktober het leger te ontbinden en iedereen ging naar huis. De Noormannen of Denen verplaatsten echter hun kamp en zij bouwden een versterking in Kortrijk om de winter door te komen. En vandaar maakten ze (het land van) de Menapiërs en de Sueven volledig met de grond gelijk, want ze stonden uiterst vijandig tegenover hen. En de gretige vlammen verteerden het hele land.
(*) de ontmoeting van Lodewijk de Jongere met de Westfrankische koningen in februari
(**) bij Charleroi
(***) zoon van Lodewijk de Stotteraar
(****) abt van Saint-Germain, later bisschop van Parijs
Rau, Quellen, 298-300 (881)
Nortmanni vero cum infinita multitudine monasterium nostrum ingressi VII. Kal. Ianuarii ipsum monasterium et civitatem, exceptis aecclesiis, et vicum monasterii et omnes villas in circuitu V. Kal. Ianuarii, interfectis omnibus quos invenire poterant, igne cremaverunt omnemque terram usque Sumnam pervagati sunt, capta praeda infinita hominum, pecudum et iumentorum. Indeque eisdem V. Kal. Ianuarii Camaracum ingressi incendiis et occisionibus tam civitatem quam monasterium sancti Gaugerici vastantes atque cum infinita praeda ad castra sua reversi omnia monasteria supra Hisscar fluvium devastant, fugatis ac interfectis habitatoribus. Et circa purificationem sanctae Mariae iterum, moventes, per Taruennam iter arripientes usque Centula monasterium sancti Richarii et sancti Walerici, omnia loca circa mare, monasteria et vicos indeque Ambianis civitatem atque Corbeiam monasterium petentes multisque honusti praedis, sani et sine inpedimento ad propria repedavere castra. Iberum circa sollempnitatem sancti Petri Atrebatis venerunt omnesque quos ibi repperere interfecere et circuita omni terra, ferro et igne cuncta vastantes, sani revertuntur ad castra. Interim Hludowicus rex gravi dolore contristatus, videns regnum deleri, convocato exercitu praeparat se ad proelium. At Nortmanni omnia prospera agentes cum magno exercitu fluvium Sumnam mense Iulio transeunt, cuncta vastantes more solito usque prope civitatem Belvagorum. Hludowicus vero rex cum exercitu transiens Hisam fluvium Latverum tendere coepit, quo credebat Nortmannos redire. Missis itaque exploratoribus, nuntiant redire eos honustos a praeda. Contra quos rex ire perrexit obviavitque eos in pago Witmau, in villa quae dicebatur Sathulcurtis, et commissum est proelium. Moxque Nortmanni fugam ineunt atque dictam villam deveniunt; quos rex insecutus est gloriosissimeque de eis triumphavit. Et patrata victoria ex parte coeperunt gloriari suis hoc actum viribus et non dederunt gloriam Deo. Paucique Nortmanni ex dicta villa egressi, omnem exercitum vertit in fugam, pluresque ex eis, videlicet usque ad centum homines, interfecerunt; et nisi rex citius equo descendens locum resistendi et audaciam suis donaret, omnes turpiter ex eodem loco fugiendo abirent. Hac vero patrata victoria, quia multos contigit ibi ruere Nortmannos, rex ovans repedavit trans Hisam, perpauci vero Dani, qui evasere, interitum suorum nuntiavere in castra, indeque Nortmanni Hludowicum regem adolescentem timere coeperunt. Rex quoque adunato exercitu in pago Camaracensium venit castrumque sibi statuit in loco qui dicitur Strum ad debellationem Danorum. Nortmanni hoc cognoscentes Gandavum rediere suisque reparatis navibus terra marique iter facientes Mosam ingressi sunt et in Haslao sibi sedem firmant ad hiemandum.
Op 26 december (*) kwam er echter een eindeloze hoeveelheid Noormannen naar ons klooster en ze staken het klooster en de stad in de brand, met uitzondering van de boerderij van het klooster en alle boerderijen in de omgeving, nadat zij iedereen die zij konden vinden hadden gedood. Op 28 december zwierven zij door het hele land tot aan de Somme en plunderden een grote buit van mensen, beesten en lastdieren. Op dezelfde 28ste december drongen ze vervolgens Kamerijk binnen en brachten door brand en moord verwoesting, zowel in de stad als in het klooster van de heilige Gaugericus, en keerden vandaar met een grote buit naar hun versterking, terwijl ze alle kloosters langs de Hisscar (**) plunderden en de bewoners op de vlucht joegen en dood sloegen. En rond Maria Lichtmis (***) trokken ze door Terwaan naar Centula, het klooster van de heilige Richarius en de heilige Walarich, terwijl ze alle plaatsen, kloosters en vici aan de kust aanvielen en ze gingen naar de stad Amiens en het klooster Corbie en vandaar keerden ze beladen met buit, ongedeerd en zonder hinder te ondervinden, naar hun versterking terug. Op het feest van de heilige Petrus (****) doken ze weer op in Atrecht en sloegen iedereen dood die ze tegenkwamen, en nadat ze de omgeving te zwaard en te vuur hadden verwoest keerden ze ongedeerd naar hun kamp terug. Ondertussen aanschouwde koning Lodewijk (*****) met verdriet de vernieling van zijn rijk, stelde een leger samen en maakte zich gereed voor de strijd. Maar de Noormannen staken, aangemoedigd door hun succes, in juli met een groot leger de Somme over en verwoestten volgens hun gewoonte het gebied tot aan de omgeving van de stad Beauvais. Koning Lodewijk stak echter met zijn leger de Oise over en rukte op naar Lavier, waarnaar hij vermoedde dat de Noormannen zouden terugkeren. De vooruitgestuurde boodschappers meldden dat zij beladen met buit waren weergekeerd. De koning marcheerde tegen hen op en ontmoette hen in het Vimeux distrikt bij de villa Saucourt alwaar zij elkaar troffen voor het gevecht. Maar de Noormannen ontsnapten al gauw en ze bereikten de genoemde villa waar de koning hen achterhaalde en een grote overwinning behaalde. En toen ze deels de overwinning hadden behaald begonnen ze te pochen dat dit met hun kracht was bereikt en gaven niet de eer aan God. En enige Noormannen gingen naar de genoemde villa waar ze het hele leger op de vlucht joegen en bijna honderd man dood sloegen. Als de koning niet snel van zijn paard gesprongen was en hen had weerstaan om hun vertrouwen te geven, dan zouden allen schaamteloos vertrokken zijn. De koning trok zich echter terug achter de Oise, nadat hij deze overwinning had behaald, want het bleek dat veel Noormannen daar waren overvallen. De weinige Denen die ontsnapten meldden zeker hun verlies in hun fort, vanaf die tijd begonnen de Noormannen de jonge koning Lodewijk te vrezen. De koning kwam ook met het verenigde leger naar het district van Kamerijk naar het fort dat hij had gebouwd in de plaats Etrun om de Denen te bedwingen. Toen de Noormannen daar achter kwamen keerden ze terug naar Gent. Nadat ze hun schepen hadden gerepareerd zochten ze hun weg over land en zee, voeren de Maas op en richtten hun winterkwartier te Haslao in.
(*) het klooster te Atrecht, 26 december 880
(**) de Scarpe of de IJzer
(***) 2 februari
(****) 22 februari
(*****) zoon van Lodewijk de Stotteraar
Rau, Quellen, 300-302 (882)
At australes Franci congregant exercitum contra Nortmannos, sed statim terga vertunt, ibique Walo Mettensis episcopus corruit. Dani vero famosissimum Aquisgrani palatium igne cremant et monasteria, civitates Treveris nobilissimam et Coloniam Agrippinam, palatia quoque regum et villas cum habitatoribus terrae interfectis igne cremaverunt. Contra quos Karolus imperator exercitum infinitum congregat eosque Haslao obsedit. Godefridus vero rex ad eum exiit, cui imperator regnum Fresonum, quod olim Roricus Danus tenuerat, dedit. Coniugemque ei dedit Gislam filiam Hlotharii regis Nortmannosque e suo regno abire fecit.
De Franken in het zuiden (*) stelden een leger tegen de Noormannen samen, maar vluchtten opeens en daarop sneuvelde Walo van Metz. De Denen legden de zeer fameuze palts in Aken in de as en staken zeer hoogstaande kloosters en de steden Trier en Keulen, zowel de paltsen als de villas, in brand. Ze sloegen de landslieden dood. Keizer Karel verzamelde een oneindig groot leger en belegerde hen te Haslao. Koning Guğröğr kwam naar hem, de keizer gaf hem het rijk van de Friezen, dat eens van de Deen Hrœrekr was geweest. En hij gaf hem Gisla, de dochter van koning Lotharius ten huwelijk, opdat de Noormannen zijn rijk zouden verlaten.
(*) dit moet worden gelezen als orientalis (= het oosten)
Rau, Quellen, 304 (883)
Verno vero tempore a Condato egressi maritima petivere loca, ibique aestivo remorati tempore Flamingos e terra sua fugere compulerunt et undique saevientes omnia ferro et igne depopulantur.
In de lente verlieten de Noormannen Condé en trokken naar het kustgebied, hier brachten ze de zomer door terwijl ze de Vlamingen uit hun land verdreven en alles in woede te zwaard en te vuur volledig vernielden.
Rau, Quellen, 304 (884)
Sed Nortmanni trans Scaldum agentes praedas more sibi solito ferro et igne cuncta devastant, aecclesias, monasteria, civitates, vicos, habitatores usque ad internitionem deletis. Post sanctum itaque pascha inchoatur tributum persolvi. Spoliantur aecclesiae et aecclesiastica mancipia; tandem soluto tributo, mense Octobrio finiente adunantur Franci, ut, si Nortmanni inmutari fidem vellent, eis resisterent. Nortmanni vero sua castra incendunt atque ab Ambianis recedunt. Rex vero et Franci transito Hisa lento itinere eos insequuntur. Praedicti vero Dani iter agentes Bononiam veniunt ibique agentes consilium, quid sibi faciendum esset, pars illorum mare transiit, atque pars Luvanium in regno quondam Hlotharii, ibique sibi castra statuunt ad hiemandum.
De Noormannen aan de andere kant van de Schelde plunderden echter te vuur en te zwaard, zoals hun gewoonte is, ze verwoestten alle kerken, kloosters, steden en dorpen, ze brachten de inwoners vernietiging. Ze begonnen vervolgens na het heilige paasfeest (*) schatting te innen en ze plunderden kerken en kerkelijke bezittingen. Uiteindelijk verenigden de Franken zich eind oktober om de Noormannen, mochten ze van loyaliteit willen veranderen, te weerstaan nadat er schatting was betaald. De Noormannen staken echter hun fort in brand en verlieten Amiens. De koning en de Franken achtervolgden hen voorzichtig nadat zij de Oise waren overgestoken. De genoemde Denen marcheerden naar Boulogne waar ze overlegden wat te doen, sommigen van hen voeren over zee en een ander deel richtte bij Leuven in het voormalige rijk van Lotharius een fort op voor de winter.
(*) 19 april
Rau, Quellen, 306-308 (885)
Atque ita Karolus imperator rediit in terram suam, praecipiens eos qui erant ex regno quondam Hlotharii et regno Karlomanni pergere Luvanio contra Nortmannos. Condicto itaque uterque exercitus placiti die advenerunt ad dictum locum, praeter Hugonem abbatem, qui dolore pedum ab hac profectione se abstinuit, sed nil ibi prospere egerunt, verum cum magno dedecore rediere ad sua. Francosque qui venerant ex regno Karlomanni irrisere Dani: 'Ut quid ad nos venistis? Non fuit necesse. Nos scimus, qui estis, et vultis, ut ad vos redeamus; quod faciemus'. His etiam diebus Godefridus Danus, quia disponebat suam inmutare fidem, astu Gerulfi sui fidelis ab Heinrico duce interficitur. Hugo etiam filius Hlotharii regis iubente imperatore per consilium dicti ducis excaecatus est.
Daarna (*) keerde keizer Karel terug naar zijn land, hij gaf bevel degenen die in het rijk van wijlen Lotharius en het rijk van Carloman aanwezig waren naar Leuven tegen de Noormannen op te trekken. En dus kwamen beide legers op de afgesproken dag naar de genoemde plaats, behalve abt Hugo die moest afzien van zijn vertrek vanwege een pijnlijke voet. Ze wisten echter niet de overwinning te behalen, maar keerden vol schaamte terug naar huis. En de Franken die uit het rijk van Carloman kwamen werden bespot door de Denen: 'Waarom kwamen jullie naar ons? Dat was niet nodig. We weten wie jullie zijn en wat jullie willen, zodat we naar jullie zullen terugkomen, dat zullen we doen.' En ook werd in die dagen Guğröğr de Deen, omdat hij zich opmaakte om zijn trouw op te geven, met een list van zijn getrouwe Gerulf, gedood door hertog Hendrik. Bovendien werd Hugo, de zoon van Lotharius, de ogen uitgestoken op bevel van de keizer en op advies van de genoemde hertog.
(*) na zijn verblijf in Ponthion
Rau, Quellen, 314 (887)
Sigefridus vero cum suis verno finiente in Sequanam rediit agens solita et circa autumni tempora Frexiam petiit, ibique interfectus est.
Sigfrøğr keerde echter aan het einde van het voorjaar met zijn mannen naar de Seine terug voor de gebruikelijke afperserij en hij viel Frisia rond de herfst aan, waar hij werd gedood.
Rau, Quellen, 322 (891)
Hi vero qui Noviomo erant moventes exercitum usque Mosam omnem terram pervagati sunt; indeque per Bracbantum rediere transeuntesque Scaldum per invia loca parant redire ad castra. Insecutusque eos Odo rex comprehendit eos super Galtheram, sed non ita ut voluit. Nam amissa praeda per silvas dispersi evasere atque ita ad castra reversi sunt.
...
Circa autumni vero tempora relicto Noviomo maritima petivere loca ibique toto aestivo tempore morati sunt, indeque iterum moventes iter usque Mosam. Quod audiens Arnulfus rex velociter accurrit eosque usque trans Scaldum et prope Atrebatis insecutus, sed eos non comprehendit, indeque rediit in regnum suum. Nortmanni vero qui Noviomo hiemaverant decreverunt Luvanio sibi sedem firmare ad hiemandum, illucque mense Novembrio petunt iter. Qui vero Argobio, Ambianis sedem [sibi] firmant. Arnulfus vero rex adunato exercitu venit adversum Nortmannos et Deo se protegente ipsum cepit castrum, interfecta non modica multitudine Danorum; atque hac patrata victoria ita rediit in regnum suum. Nortmanni vero, qui huc illucque dispersi erant, adunati in eodem loco iterum sibi sedem firmant.
Van de (Noormannen) die naar Noyon gingen vertrok een leger dat door het hele land tot aan de Maas rondzwierf; vervolgens keerden zij door Brabant terug en staken de Schelde over om door ontoegankelijke gebieden naar hun fort terug te keren. En koning Odo achtervolgde en achterhaalde hen bij de Dender, maar niet zoals hij wilde. Want ze ontsnapten, zich in de bossen verspreidend, terwijl ze zich van hun buit ontdeden, en zo keerden ze naar hun fort terug.
...
Ze verlieten Noyon om naar de kustgebieden te trekken, waar zij de hele zomer bleven, vandaar vertrokken ze naar de Maas. Toen koning Arnulf daar achter kwam spoedde hij zich om hen tot aan de andere kant van de Schelde en nabij Atrecht te achtervolgen. Maar hij kon hun niet belegeren en hij keerde vervolgens terug naar zijn rijk. De Noormannen, die de winter in Noyon hadden doorgebracht, besloten hun winterkamp in Leuven op te slaan en zij vertrokken in november naar die plaats. Degenen die in Argoeuves waren sloegen hun kamp op in Amiens. Koning Arnulf stelde echter een leger samen en trok op tegen de Noormannen en belegerde hun fort met Gods bescherming, hij doodde vele Denen; zo gauw hij deze overwinning had behaald keerde hij terug naar zijn rijk. De Noormannen die verspreid waren geraakt hergroepeerden zich echter weer en zij gingen naar dezelfde plaats om hun kamp op te slaan.
Rau, Quellen,324 (892)
Nortmanni vero a Luvanio regressi, videntes omne regnum fame atteri, relicta Francia tempore autumni mare transierunt.
De Noormannen, die uit Leuven terugkwamen, zagen dat het hele rijk was uitgehold door hongersnood, ze verlieten Francië en vertrokken overzee.

begin van deze pagina
terug naar het overzicht bronnen
startpagina